fbpx

Artikel Het kwadrantmodel: de 4 vakjes

Mentorplus

Het kwadrantmodel: de 4 vakjes

Veel scholen in het basis, voortgezet en hoger onderwijs hebben moeite met het verwerken van “losse informatie” over leerlingen. Hoe ga je om met al deze gegevens? Wat weet je eigenlijk van het functioneren van een leerling? Werkt hij wel of niet hard, is hij echt zo rustig en evenwichtig en “lekker in zijn vel zittend” of lijkt dat maar zo?

Een effectiever inzicht in het hoofd van een leerling, met minder papier (liefst niet meer dan één ‘A4-tje’ per leerling) is het uitgangspunt van het door ons ontwikkelde kwadrantmodel.

De 4 vakjes

Mensen verschillen in wat ze kunnen, willen, doen en presteren. Leerlingen dus ook! Het kwadrantmodel toont de samenhang tussen kunnen, willen, doen en presteren bij elke individuele leerling.

  • Kunnen

Over welk probleemoplossend vermogen beschikt de leerling daadwerkelijk? Het gaat hier niet om wat de leerling wel of niet op de basisschool heeft geleerd, maar om de aanleg voor het schoolse leren in het algemeen: hoe groot is het begrip voor abstracte(re) leerstof; hoe is het concentratievermogen; hoe is de aanleg voor zelfstandig leren…? Dit wordt onderzocht met een (klassikale) IQ test, de WISC of de NIO. Deze testen hebben bewezen een hoge voorspellende waarde te hebben ten aanzien van studiesucces in met name de hogere leerjaren van het voortgezet onderwijs en het vervolgonderwijs. De uitkomsten van deze test worden genoteerd op het kwadrantmodel.

  • Presteren

Hoewel de Citotoets natuurlijk al een indruk geeft van het te verwachten prestatieniveau in de brugklas, kan met de IQ test vastgesteld worden hoe de leerling presteert in relatie tot zijn probleemoplossend vermogen. De uitkomsten van zijn vaardigheden op het gebied van o.a. taal en rekenen worden genoteerd op het kwadrantmodel.

  • Willen

Niet direct zichtbare gedragingen van de leerling worden “bekeken” met behulp van een vragenlijstonderzoek . Faalangst, gevoelens over werkdruk, prestatiemotivatie of (in)competentiegevoelens komen met behulp van deze vragenlijst en een daaraan gekoppeld gesprek, aan de oppervlakte. De uitkomsten worden genoteerd op het kwadrantmodel.

  • Doen

Ten slotte kijken mentor en docenten ook naar zichtbaar gedrag  in de klas. Daar valt te constateren of een leerling doorzettingsvermogen heeft, langere tijd met een opdracht bezig kan zijn, zelfstandig kan werken, zijn huiswerk over het algemeen in orde heeft en of een leerling ‘coachbaar’ is. Om lichtvaardige conclusies te voorkomen, is het van belang dat alle vakdocenten informatie verstrekken over de leerling. Zij zien hoe een leerling zich opstelt in een groep van gemiddeld vijfentwintig leerlingen. De waarnemingen van mentor en docenten worden genoteerd op het kwadrantmodel.

Het voordeel van het kwadrant in de praktijk

Op het kwadrant is in één oogopslag te overzien of de leerling presteert naar kunnen. Als het kunnen over de gehele linie gering is, is daar weinig aan te doen: “Waar niet is, verliest de keizer zijn recht.” Ook als een leerling echt niet wil, heeft begeleiding weinig zin. Het kwadrant helpt begeleiders na te gaan of begeleiding op haar plaats is en welke begeleiding de meest effectieve is. Het kwadrant helpt ook daar waar discrepantie lijkt te ontstaan tussen kunnen en presteren en willen en doen!

Juist omdat leerlingen zo verschillen, is het voor docenten en begeleiders nuttig om te weten waar de individuele leerling moeite mee heeft. Ze kunnen dan bewuster rekening houden met die leerling. Het doel is: waar mogelijk de leerprestaties en/of het studiegedrag verbeteren.

Over de auteur
Maarten Baks
Mede-oprichter van Mentorplus.

Het is mijn passie om vastgelopen kinderen, jongeren en jongvolwassenen weer successen te laten behalen!

Populair